Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Opspelen

betekenis & definitie

(speelde op, heeft opgespeeld),

1. (overg.) spelende in de hoogte gooien;
2. (kaartsp.) spelend op tafel leggen, uitspelen : wie heeft die kaart opgespeeld? —(kaartsp.) beginnen te spelen, voor de hand zitten ;
3. (onoverg.) op zijn poot spelen; razen, uitvaren.

< >