(schonk op, heeft opgeschonken),
1. (water) op iets schenken of gieten; meest met objectsvenviss. : koffie, thee opschenken;
2. leeg schenken* verschenken : wij hebt en drie flessen wijn opgeschonken.
OPSCHEPEN, (scheepte op, heeft opgescheept), eig. inschepen, doch alleen in de uitdr.: een ander met iem. of iets opschepen, iem. of iets ten laste van een ander laten; met iets opgescheept zitten, het zijns ondanks moeten houden, moeten doen; — met iem. opgescheept zitten, hem in zijn omgeving moeten houden tegen zijn zin.