(rolde op, h. en is opgerold),
1. (overg.) naar omhoog rollen, rollende opwaarts brengen ;
2. (onoverg.) in een bep. richting voortrollen : het rijtuig rolde het erf op ;
3. (overg.) in elkander rollen, tot een rol maken: papier, mangelgoed oprollen ; het haar oprollen, in papillotten leggen ; — (zegsw.) zijn matten oprollen, zijn biezen pakken, er van door gaan; — (wev.) opbomen;
4. (onoverg.) tot een rol ineenrollen: dat gordijn rolt scheef op, het legt zich niet recht om de rol bij het ophalen;
5. (krijgsk.) (een linie of front) in de flank aanvallen, terugdrijven en achtereenvolgens alle vijandelijke afdelingen verslaan of tot een overhaaste terugtocht nopen; — oneig. ook van organisaties waarvan, bij één onderdeel beginnende, achtereenvolgens alle delen of leden onschadelijk gemaakt worden: verschillende ondergrondse organisaties werden opgerold;
6. (drukk.) (de drukinkt) door middel van een rol op de vorm aanbrengen, bij overdracht ook de vorm oprollen.