o., (geen mv.)
1. verblijfplaats: ik heb hier geen veilig oponthoud (Bosboom—Toussaint);
2. het ergens verblijven : haar oponthoud in dat huis ; — duur van iem.’s verblijf;
3. (inz.) vertraging : dat geeft maar oponthoud; zonder oponthoud kwamen wij verder.