Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Oponthoud

betekenis & definitie

o., (geen mv.)

1. verblijfplaats: ik heb hier geen veilig oponthoud (Bosboom—Toussaint);
2. het ergens verblijven : haar oponthoud in dat huis ; — duur van iem.’s verblijf;
3. (inz.) vertraging : dat geeft maar oponthoud; zonder oponthoud kwamen wij verder.

< >