Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Oplichting

betekenis & definitie

v., mv. ongew., het oplichten, inz.

1. het optillen;
2. ontvoering;
3. oplichterij ; volgens het W.v.Strafr. (a. 317) het met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iem. bewegen tot de afgifte van enig goed of tot het aangaan of het tenietdoen van een schuld.

< >