Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Oplepelen

betekenis & definitie

(lepelde op, heeft opgelepeld),

1. met een lepel opeten;
2. (van spijzen, inz. van soep of brij) met een lepel opscheppen, opdienen; — (fig.) oude soep oplepelen, vertellen wat reeds lang geleden bekend was ; op een examen zijn boekenkennis oplepelen, opdissen, opzeggen; — hij lepelt dat mooi op, stelt het mooi voor.

< >