Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Oplappen

betekenis & definitie

1. OPLAPPEN

(lapte op, heeft opgelapt),

1. (ruw) verstellen met een lap er op te zetten: een oude broek, een paar oude schoenen oplappen;
2. (oneig.) herstellen, in orde brengen, t.w. op onsolide of niet afdoende wijze : hij wil zijn verachterde boel weer oplappen met uw geld;

(van zieken) doen herstellen.

II. OPLAPPEN (lapte op, heeft opgelapt), (Zuidn.)

1. iem. oplappen, zich van hem ontdoen : het viel hard Walter op te lappen (Sleeckx); 2. verkwisten: hij heeft alles opgelapt.

< >