m. (-s),
1. persoon die ophaalt, inz. inzamelt, of afhaalt;
2. lijn of touw dienende om iets naar boven te halen, inz. op zeilschepen en in molens : aan de hals is nog een ophaler gestoken, die dient om de hals over de gaffel heen te halen ;
3. (heelk.) zeker werktuig om de beenderen van de schedel weder op te lichten;
4. (smed.) dopbeitel met kleine dop om kopjes aan klinknagels te slaan.