(dikte op, heeft en is opgedikt),
1. (gemeenz.) dikker worden, in dikte toenemen;
2. (timm.) meerdere dikte aan deuren, kasten enz. geven, door het op elkander hechten van planken: opgedikte deuren;
3. (boekdr.) opdikkend papier, dat een boek dik maakt, hoewel het niet veel bladen telt.