(boorde op, heeft opgeboord),
1. door boren verslijten: die avegaar heeft menig gat gemaakt, maar hij is nu opgeboord; 2. opnieuw boren;
3. een geboorde opening wijder maken: het opboren kan alleen geschieden met een lepelboor, die ook op de kant snijdt;
4. openboren;
5. door grondboringen onderzoeken.