Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ootmoedig

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st), ootmoed betonende, zich met ootmoed gedragende: ootmoedig van hart; — uw ootmoedige dienaar. Voorheen als beleefdheidsformule in brieven; — van ootmoed blijk gevende: hij stond in ootmoedige houding voor hem; een ootmoedig ogenblik, waarin men zich ootmoedig toont; — bw.: hij boog ootmoedig.

< >