bn. bw. (-er, -st),
1. hard: een onzacht bed ; — bw.: onzacht liggen; — zo dat men een plotselinge gewaarwording van hardheid heeft; vrij onzacht neerkomen ;
2. ruw, heftig: hij hield zijn paard met een vrij onzachte ruk in; — plotseling en pijnlijk : in onzachte aanraking komen met iem.