(ontwikkelde, heeft ontwikkeld),
1. (een gebogen oppervlak) in een plat vlak uitslaan: mantels van kegels en cylinders kan men ontwikkelen.
2. ontvouwen, loswikkelen: de jonge blaadjes ontwikkelen zich.
3. tot (volle) wasdom doen komen; doen uitgroeien: kloek opgeschoten mannen door sport ontwikkeld; een dier waarvan een bepaald deel niet of weinig ontwikkeld is; — (fig.) beginselen van ontevredenheid bij iem. ontwikkelen, doen groeien; — van het verstand, het gemoed enz.: ontwikkel het teder verstand der kinderen; — zich ontwikkelen, meer kennis, meer beschaving op doen: zij had gelegenheid genoeg om zich teontwikkelen; — (fig., van zaken) groeien: de natuurwetenschappen hebben zich in deze eeuw met reuzenschreden ontwikkeld; het kleine fabriekje ontwikkelde zich tot een machtig bedrijf.
4. doen ontstaan: waan niet dat uw ijdelheid moed of kunstdrift kan ontwikkelen; — zich ontwikkelen, ontstaan (uit): voortdurend hebben uit oude spelen zich nieuwe ontwikkeld.
5. zich ontwikkelen, ontstaan, ook zonder gedachte aan een voorafgaand stadium: een scheikundige werking, waarbij zich warmte ontwikkelt; de zich ontwikkelende dampen.
6. (fot.) het negatieve beeld zichtbaar maken op de gevoelige plaat door behandeling met daarvoor bestaande oplossingen.
7. ten toon spreiden: de moed die de jongeling in zulke hachelijke omstandigheden ontwikkelde.
8. (wisk.) herleiden, uitwerken: een algebraïsche vorm ontwikkelen.
9. (krijgskunde) deployeren: oostelijk van de steenweg zag men Daine’s hoofdmacht in slagorde ontwikkeld.
10. (onoverg., dicht.) gaandeweg uit iets te voorschijn komen: een nieuw Heelal treedt op, ontwikkeld uit het duister.
11. (w. g.) blootleggen, ophelderen: ik wil mijn woord heden gestand doen, door u het geheim uwer geboorte te ontwikkelen.
12. verklaren, uiteenzetten, ontvouwen: zijn plannen ontwikkelen; een cassatiemiddel tegen een beslissing ontwikkelen, aanvoeren, mondeling of schriftelijk toelichten.