v. (-en), het ontleden, in ’t bijz.
1. anatomische verdeling van dieren of planten.
2. het onderscheiden en afzonderlijk beschouwen van de delen van een onstoffelijk geheel: de ontleding van een zin, een gedicht.
3. (scheik., nat.) scheiding in de samenstellende delen of elementen, ontbinding: scheikundige ontleding door de electrische vonk; ontleding van kleuren, van het zonlicht.
4. nauwkeurig onderzoek van een werk van wetenschap of kunst, het nagaan hoe het is samengesteld: de ontleding van een toneelstuk, van een roman.