Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ontlaten

betekenis & definitie

(ontliet, heeft en is ontlaten),

1. (onoverg.) zachter worden (van wat hard, stijf of bevroren is): de grond begint te ontlaten; de ruiten ontlaten; — (van de lucht, het weder enz.) de koude begint wat te ontlaten; — het is ontlatend, het vriest niet meer, het is ietwat dooiend.
2. (overg.) (techn.) temperen, het te bewerken staal voor de tweede maal verhitten om het de vereiste graad van weekheid en buigzaamheid te geven.

< >