1. iets dat bedekt is bloot maken: plotseling ontblootte hij het hoofd; een degen ontbloten, uit de schede trekken; muurschilderingen van de daarover liggende kalklaag ontbloot.
2. van het nodige ontdoen, ontzetten, beroven: de bezette gebieden van krijgsvolk ontbloten.
Gepubliceerd op 01-01-2021
Ontbloten
betekenis & definitie