bn. bw. (-ser, meest —),
1. onzeker, onvast: ongewisse schreden; een stem die, eerst bevend en ongewis, langzamerhand in vastheid van uitdrukking won; — wij tasten rond in 't ongewisse; in het ongewisse zijn, verkeren, geen zekerheid hebben; — bw.: zijn slagen vielen ongewisser en minder geweldig neer.
2. onbetrouwbaar: zijn hoed dobberde op de ongewisse baren.