Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ongelegen

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. (vero.) niet gunstig gelegen: alzo de haven ongelegen was om te overwinteren (Hand. 27 : 12);
2. niet schikkende: de dood van die man komt heel ongelegen ; een bezoek dat mij niet ongelegen kwam ; — je komt nu werkelijk ongelegen, op een voor mij ongeschikt ogenblik : hij komt altijd op zulke ongelegen tijden.

< >