bn. bw.,
1. vervuld van een pijnlijk verlangen naar het aanbreken van een tijdstip of naar het einde van iets, niet in staat langer te wachten: hij begon ongeduldig te worden en wilde heengaan ; hij haalde ongeduldig de schouders op ;
2. geen geduld hebbend (als blijvende eigenschap): voor zulke werkjes is hij te ongeduldig.