bn.,
1. zonder hoofddeksel: hij liep met ongedekt hoofd in de brandende zon ;
2. zonder tafellaken : een ongedekte tafel;
3. niet overdekt: een ongedekte wagen; — een ongedekt vaartuig, open, zonder dek;
4. (handel) zonder zekerheid of onderpand voor betaling: een ongedekt krediet: — (geldw.) ongedekt papier, waarvoor geen metaal aanwezig is ;
5. (krijgsw.) zonder dekking: de soldaten moesten zich ongedekt opstellen.