Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onderdeur

betekenis & definitie

v. (-en),

1. bij ouderwetse herenhuizen, deur onder de hoge stoep die toegang geeft tot het onderhuis;
2. benedenste gedeelte van een deur die in twee delen is verdeeld, vooral gewoon in boerenwoningen: over de onderdeur liggen, hangen, de bovendeur geopend hebben, en steunende op de onderdeur naar buiten zien.

< >