bn. bw. (-er, -st),
1. zich aan iem. ondergeschikt betonende, bereidwillig om hem te gehoorzamen: iem. onderdanig zijn; bw.: iem. onderdanig gehoorzaam zijn; uw onderdanige dienaar, inz. als beleefdheidsformule, dienstwillig; ook als scherts. aanduiding van de spreker zelf;
2. abst.: onderworpen, nederig, gedwee: ik zal onderdanig en gehoorzaam zijn; een onderdanige brief.