vz., [eig. genitief van ondank (II)],
1. tegen de wil van de genoemde persoon, tegen zijn zin, in weerwil of in spijt van hem: ondanks zijn vader tekende hij als koloniaal;
2. in weerwil van, niettegenstaande: ondanks mijn verbod ging hij uit; — des ondanks, in weerwil hiervan: waardering vind ik niet, des ondanks zal ik mijn plicht doen.