bn. bw. (-der, -st),
1. niet erkentelijk voor ontvangen weldaden; inz. gezegd van degene, die goed met kwaad vergeldt: een ondankbaar kind; ondankbaar jegens zijn weldoener; een ondankbaar hart;
bw.: ondankbaar behandeld worden; — zelfst.: ondankbare!
2. (fig.) de aangewende moeite niet lonende: een dorre, ondankbare heidegrond (onvruchtbare); — een ondankbare taak, waarvan men geen of weinig voldoening te wachten heeft: een ondankbaar onderwerp.