bn.,
1. door geen bezwaren weerhouden: zich onbezwaard gevoelen (iets te doen of te laten);
2. niet gedrukt door bezwaren en zorgen, onbezorgd, onbekommerd: mogen we onbezwaard de slaap in de armen vallen!; een onbezwaard geweten; — niet met schulden of lasten bezwaard, vrij van lasten, inz. van hypotheken: mijn goederen, die alle onbezwaard zijn, zijn aanzienlijk.