(reikte om, heeft omgereikt),
1. naar de rij af aan elk der personen van een kring aanreiken: de sigaren omreiken;
2. achter zich reiken: als je de moeite doet maar even om te reiken, dan heb je het;
3. (w. g.) het reikt (krap, even, net enz.) om, het is (nauwelijks, net) toereikend.