(leefde om, heeft omgeleefd), (gemeenz.)
1. zonder plan of doel voortleven, er zo maar wat op heen leven: ’t zijn wonderlijke mensen die op een rare manier in de wereld omleven;
2. met iem. of iets omleven, er op vreemde wijze mee omgaan, omspringen: ’t is een huishouding! je weet niet hoe ze met de kinderen en boden omleven.