(leidde om, heeft omgeleid),
1. leiden langs de omtrek van een ruimte, langs iets: leid die blindeman even de hoek om; de ranken van die klimplant moeten het balkon omgeleid worden;
2. her- en derwaarts leiden, met zich voeren of doen gaan: beesten met zich omleiden;
3. langs een omweg leiden: daar de brug hersteld wordt, moet het vee een eind omgeleid worden.