(kwakte om, heeft en is omgekwakt),
1. (gemeenz.) omvallen en hard op de grond neerkomen: hij kreeg een aanval van beroerte en kwakte zo maar op straat om;
2. ruw met iets te werk gaan, zodat het met een kwak op de grond neerkomt: ’t is soms beroerd om te zien, hoe men aan het spoor met de koffers omkwakt;
3. uit onbesuisdheid of moedwil iem. of iets met kracht omwerpen: hij liep met zo’n vaart tegen de dikzak aan, dat hij hem vrij onzacht omkwakte.