(kroop om, heeft en is omgekropen),
1. om iets heen kruipen: de kleine loopt nog niet, maar ze kruipt de hele kamer al om;
2. (fig.) kruipend, zeer traag en langzaam omlopen: de uren kruipen om;
3. zonder bepaald doel nu hier dan daar kruipen: ’t is lastig buiten te zitten, want de rupsen kruipen overal om.