Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Nummer

betekenis & definitie

o. (-s),

1. getalmerk, cijfer in zover het dient om de plaats van een persoon of een voorwerp in een reeks aan te duiden: het nummer van een huis; (spr.) iem. op zijn nummer zetten, iem. die zich te veel aanmatigt terechtwijzen;
2. persoon of zaak als door een rangcijfer aangeduid: hij is nummer één van de voordracht; — nummer honderd, W.C.; hij behoorde in nummer elf te zitten, in een krankzinnigengesticht;
3. briefje van een getalmerk voorzien, inzonderheid uit een loterij;
4. door een getalmerk onderscheiden soort: verschillende nummers van garen;
5. door een getalmerk onderscheiden uitgave van een courant: een nummer van ,,De Tijd” ;
6. persoon met een of andere ongunstige eigenschap : zijn zoontje is ook een nummer!

< >