(plakte neer, heeft neergeplakt),
1. iets ergens neerzetten, t.w. zonder overleg of goede smaak: de meubelen stomlen daar heel ongezellig neergeplakt ;
2. iem. ergens doen plaatsnemen, waar hij zit alsof hij er ,,neergegooid” is: waar heb je hem neergeplakt? — (volkst.) zijn gat ergens neerplakken, gaan zitten.