Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Nederduits

betekenis & definitie

I. bn.,

1. (eert.) Nederlands: Tweespraak van de Nederduitse Letterkunst (a°. 1584); — thans nog in de Nederduits Hervormde Kerk;
2. Noordduits, Saksisch: de Nederduitse dialecten;

II. zn. o.,

1. (eert.) het Nederlands;
2. het Noordduitse dialect: Fritz Reuter schreef in het Nederduits.

< >