(praatte na, heeft nagepraat),
1. praten in navolging van een ander; zeggen wat door een ander gezegd is zonder het zelf te onderzoeken: hij praat maar gedachteloos na, wat anderen zeggen;
2. na afloop van een vergadering enz. nog blijven praten: toen de vergadering was afgelopen, hebben we nog een uurtje zitten napraten.