m. (-pen),
1. (dicht.) beker, drinkschaal: de omkranste nap met Rijnwijn volgeschonken;
2. houten kom of diepe schotel: een nap met melk ; — oudtijds een gewoon gereedschap der bedelaars;
3. (gew.) kleine boot door de hoekers bij de uitoefening der beugvisserij meegenomen.