Gr. Mo'mos, bij Hesiodus een zoon van de Nacht, god van spot en kritiek, die goden noch mensen ontzag. Vooral in later tijd genoemd als personificatie van bedilzucht en onredelijke kritiek.
MOP'SUS, naam van een der herders in de vijfde ecloga van Virgilius ; later een der meest gebruikte namen in de arcadische poëzie.