Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Miszien

betekenis & definitie

I. (zag mis, heeft misgezien), verkeerd zien;

II. (miszag, heeft miszien),

1. niet zien, niet opmerken: de zet die de speler misziet, omdat hij zich op de stukken heeft stomp gekeken;
2. (Zuidn.) iets lelijks aan iem. of iets opmerken;
3. (Zuidn.) iem. niet gaarne zien, hem minachten;
4. zich miszien (Zuidn.), verkeerd zien: ik dacht dat ik u daar had zien lopen, maar ik zal mij miszien hebben; — tijdens de zwangerschap iets afzichtelijks zien, waardoor men een kind krijgt met gebreken, zich verzien : ze heeft zich miszien op een aap.

< >