Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Melken

betekenis & definitie

(molk, heeft gemolken),

1. melk uit de uiers (der koeien enz.) drukken (zowel met de melk als met het dier als object);
2. een melkkoe houden; hij melkt drie koeien;
3. (m. betr. t. kippen en andere vogels) telkens eieren wegnemen;
4. houden, fokken: duiven, konijnen, hanen melken;
5. op inhalige wijze voordeel trachten te halen van: iem. melken; — huisjes melken, geringe woningen te duur verhuren, inz. bij de week;
6. bewegingen maken als bij het melken; — (bij het vissen) telkens vieren en inhalen; — (zeew. oudt.) op- en neerhalen van touwwerk;
7. (fig.) moeite doen om iets uit iem. te halen, iets te weten te komen; — ook: voortdurend over iets zeuren; — talmen, teuten;
8. (onoverg.) van mosselen: zaad afgeven, waardoor ze mager worden en minder voor consumptie geschikt zijn; de mossel melkt gewoonlijk in Maart.

< >