(kwam mede, is medegekomen),
1. komen in gezelschap van een of meer personen ofwel tegelijk met andere voorwerpen: mijn broer had het te druk, hij kon niet meekomen; mijn boeken zijn niet meegekomen;
2. gelijke vorderingen met anderen maken : op school kon hij niet meekomen;
3. (gew.) meegaan: als ik naar school ga komt de hond mee.