Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Me(d)ebrengen

betekenis & definitie

(bracht mede, heeft medegebracht),

1. met zich brengen, voeren, dragen: als ik weer kom, zal ik wat voor je meebrengen ; — (oneig.) hoeveel brengt zij mede (ten huwelijk)? ; wat voor nieuws breng je mee?; wat voor weer breng je mee?, wat voor weer is het, hoe is het nu buiten?
2. (fig.) in den aard liggen van, van nature vertonen, doen plaats hebben, aanwezig doen zijn: na het eten kersen, bessen, druiven, peren, al naar de tijd het meebracht; — dat brengt de oude dag zo mede ; ieder kind brengt zijn eigen zorgen mee; — zijn eigen belang brengt dit zo mee, vordert het; — dit brengt natuurlijk mede..., een natuurlijk gevolg hiervan is; — de gelegenheid bracht het mede, leidde er toe ; — het gebruik brengt dit mee, wil het.

< >