Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Marmot

betekenis & definitie

(<Fr.), v. (-ten),

1. geelgrauw knaagdier dat vooral in het hooggebergte van Savoye en Zwitserland gevonden wordt (Mannota marmota): de marmotten zijn vooral beketul door hun ivintcr slaap ; — (zegsw.) slapen als een marmot;
2. volksnaam van het Guinese biggetje {Cavia porcellus);
3. scheldwoord voor een lelijk,, wanstaltig mens : die twee oude marmotten; — (Zuidn.) vuile marmot, vuile vrouw ;
4. (Zuidn.) (gew.) pop; — (ook) vleinaam voor een kind: kom mijn marmotje;
5. monsterkoffertje van een handelsreiziger.

< >