Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Mandaat

betekenis & definitie

(<Lat.),o. (...daten),

1. lastbrief, volmacht; opdracht krachtens welke men een functie vervult: het mandaat van een lid der Tweede Kamer;
2. (R.-K.) pauselijke verordening;
3. bevelschrift: mandaat van (of tot) betaling; — (Zuidn. rechtst.): een mandaat tot aanhouding;
4. (staatk.) toezicht, in ’t bijz. dat vanwege de Volkenbond.

< >