I. m. (-s), hij die luidt; (gew.) klap, oorvijg.
II. v. (-s),
1. doek die men kleine kinderen om het lijf speldt voor zij ,,zindelijk” zijn: luiers spoelen;
2. de in een doek als onder 1. opgevangen ontlasting : het. kind heeft vanmorgen een groene luier gehad.
III. m. (-s), de man die het handel (waaraan twee kettinkjes hangen) van een stoomhei bedient.