(werkte los, heeft en is losgewerkt),
1. door werken, met moeite iets loskrijgen: het loswerken van gebroken ruiten ; — de grond een halve meter diep loswerken ;
2. zich loswerken, zich bevrijden uit: zich uit de modder loswerken, met moeite er uit komen;
3. gaan loszitten: de spijkers, de bouten zijn losgewerkt, door het werken van het schip losgegaan.