v.,
1. toestand van los te zijn: de losheid van een weefsel;
2. veranderlijkheid: de losheid van het weer;
3. ongedwongenheid, losse zwier: hij doet alles met een zekere losheid, die dadelijk voor hem inneemt;
4. onbedachtzaamheid, losbandigheid: hij is van de losheid zijner jeugd teruggekomen; — concr. (...heden).