I. (<Fr.), bn.,
1. plaatselijk: locale toestanden; een locaal blaadje', locale Meur (<Fr. couleur locale), het geheel der voor een plaats of situatie karakteristieke bijzonderheden, sfeer ; — (tel.) een locaal gesprek ; — locale kennis, bekendheid met de plaatselijke toestanden;
2. op een bep. plaats van het lichaam betrekking hebbende : die aandoening is van locale aard.
II. m., (gemeenz.) locaalspoorwcg.