(lette, heeft gelet),
1. beletten, verhinderen: wat let mij of....!
2. deren, nadeel toebrengen;
3. acht geven: let nu wat gebeurt (Staring;
— let er eens op of die zaak niet verkeerd uitkomt, ga het eens na;
— let wel, nota bene;
4. bijzondere aandacht schenken aan, toezicht houden op, waken voor: let op de kinderen; op de dubbeltjes letten, zuinig zijn;
— let op uw woorden! wees voorzichtig met wat ge zegt;
5. (Zuidn.) zich ophouden: let een beetje, toef hier een weinig;
— zonder letten, onverwijld; (ook) stellig, zeker.