I. LEEGTE
v., het niet-gevuld-zijn, niet-vol zijn: hij liet een grote leegte achter, men miste hem erg ; — een grote leegte in het lenen gevoelen, een grote onvoldaanheid ; — inhoudsloosheid : de totale leegte van dit begrip.
II. LEEGTE,
v. (-n), (gew. en Zuidn.) laagte.