bn. bw. (-er, -st),
1. (veroud.) kennis hebbende van —, bekend met —; oorspr. met een genitief verbonden, thans nog gebruikelijk in ter (uit der) zake kundig, er mee op de hoogte, er verstand van hebbend;
2. kunde bezittend, bedreven, knap in een kunst of wetenschap : een kundig ingenieur; de staat heeft behoefte aan kundige mannen,; — blijk gevende van kunde;
3.(gew.) bekend : naar de kundige weg vragen ; — kundig doen, maken, kond doen.