I.v. (-en),
1. (gew.) hoge zandgrond; — akker in de duinen; — melkbocht;
2. tussenveld in de veenderijen, nog niet vergraven.
II. v. (-en),
1. verborgen onderaardse ruimte,, vaak een schuilplaats voor lichtschuwe wezens, hol, spelonk; ook in toepassing op de hel, en fig.;
2. armoedige buurt, verzameling van kleine armelijke huisjes ; — (Zuidn.) gemene herberg;
3. crypt, een gewoonlijk als kapel gebruikte ruimte onder een kerk,, onder het koor meestal.